Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [15]De eilanden zagen het, en zij vreesden; [16]de einden der aarde beefden; zij naderden en kwamen toe; 15. De zin is: De inwoners der eilanden, ziende en bevindende de macht, die God ten allen tijde heeft betoond tot beschutting zijner kerk, zijn verschrikt en verbaasd geworden, en hebben wel enigermate zich aangesteld alsof zij zich den waren God wilden onderwerpen; maar inplaats van zich oprecht te schikken om alleen te dienen den waren God, zijn zij ijdel geworden in hunne gedachten, nog evenwel afgoden makende en gevende de eer van den waren God hunnen afgoden. 16. Dat is, degenen, die aan de uiterste einden der wereld woonden.